Doelstellingen

  

Terug naar boven

Leerresultaten

a) Inzichtelijke competenties
(1) m.b.t. het vakgebied
Kennis, begrip en inzicht in het communicatiewetenschappelijke vakgebied verwerven.
B.1. De studenten hebben kennis en begrip van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen de Communicatiewetenschappen, m.i.v. de niveaus (micro-meso-macro), types (vb. bedrijfs-, overheids-, journalistieke, … communicatie) en componenten (zender, medium, boodschap, ontvanger) van communicatie.
B.1.a.   De studenten hebben specifiek kennis en begrip van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen communicatiewetenschappelijke benaderingen van marketing en strategische communicatie.
B.1.b. De studenten hebben specifiek kennis en begrip van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen communicatiewetenschappelijke benaderingen van de maatschappelijke, culturele en politieke rol van media.
B.1.c.   De studenten hebben specifiek kennis en begrip van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen communicatiewetenschappelijke benaderingen van technologie en innovatie.
B.2. De studenten hebben inzicht in de positie en onderlinge relatie van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen het vakgebied en dit steeds in verhouding tot andere theorievorming, methoden, concepten en modellen in andere disciplines (interdisciplinariteit).
B.3. De studenten hebben inzicht in het achterliggende mens- en maatschappijbeeld en (de historische ontwikkeling van) de premissen van de diverse paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities in het algemeen, en in hun benadering van de relatie media, communicatie en samenleving in het bijzonder.
B.4. De studenten hebben kennis over en inzicht in de in het veld toepasbare onderzoeksmethoden.
 
(2) m.b.t. media en communicatie in de samenleving
Kennis, begrip en inzicht verwerven in de verschijningsvormen en functionering van media en communicatie in de samenleving.
B.5. De studenten hebben kennis en begrip van de historische en recente ontwikkelingen van media en communicatie.
B.6. De studenten hebben kennis en begrip van de structuren, werking en processen binnen media- en communicatieorganisaties, -praktijken en -markten.
B.7. De studenten hebben kennis en begrip van de beleids- en marktcontext waarbinnen media- en communicatieorganisaties, -structuren en -processen tot stand komen, en dit zowel op nationaal, Europees als internationaal vlak.
B.8. De studenten kunnen tendensen en probleemgebieden in media- en communicatieorganisaties, -praktijken en -markten, vanuit een theoretisch referentie- en analysekader analyseren en de maatschappelijke, culturele, professionele en beleidsimplicaties hiervan inschatten.
 
b) Informatieverwervings- en informatieverwerkingscompetenties
De verworven kennis en inzichten op een wetenschappelijke wijze verder kunnen aanvullen.
B.9. De studenten geven blijk van inzicht in de diverse bronnen en opzoektechnieken.
B.10. De studenten geven blijk van een kritische houding ten aanzien van bronnenmateriaal en literatuur.
 
c) Analytische en reflectieve onderzoeksattitude
Op basis van de verworven inzichten binnen een aangereikt kader een eigen wetenschappelijk onderbouwde reflectie kunnen ontwikkelen vanuit een open en kritisch-constructieve attitude.
B.11. De studenten kunnen een eigen wetenschappelijk onderbouwd oordeel ontwikkelen en hierbij in de geest van het vrije onderzoek - dat is vanuit een open, kritisch-constructieve en a-dogmatische houding - handelen. Studenten spelen vanuit een open houding in op wetenschappelijke debatten en de relatieve onzekerheid van inzichten.
B.12. De studenten kunnen kritisch en zelf-reflectief, binnen een langetermijnperspectief, uitgaand van een interdisciplinaire invalshoek, en zich hoedend voor monocausale interpretaties de impact inschatten van sociale, culturele, economische, ethische, technologische, politieke, juridische en andere factoren op communicatieprocessen en vice versa. 
B.13. De studenten reflecteren over de eigen positie als wetenschapper, duiden de eigen aannames en identificeren en expliciteren kritisch eigen vooronderstellingen.
B.14. De studenten geven blijk van een eerlijke attitude, ethische houding en geëngageerde ingesteldheid wat toelaat een relevante bijdrage te leveren aan actuele wetenschappelijke en maatschappelijke debatten.
B.15. De studenten kunnen vanuit een open attitude functioneren in een cultureel diverse internationale context. Zij reflecteren kritisch over de eigen (geografische, sociale, culturele, lokale, persoonlijke ,…) positie.
 
d) Communicatieve en retorische competenties
Blijk geven van communicatieve en retorische vaardigheden.
B.16. De studenten beschikken over het vermogen om informatie, bestaande inzichten en eigen onderzoeksbevindingen te communiceren aan diverse doelgroepen en dit zowel schriftelijk als mondeling, met de nodige multimediale ondersteuning.
B.17. De studenten ontwikkelen een attitude van luisterbereidheid en respect voor elkaar om op basis van wetenschappelijk en empirisch onderbouwde argumenten discussies aan te gaan.
 
e) (Begeleide) zelfstandigheid, organisatorische competenties en zin voor initiatief in onderzoek en praktijk
Blijk geven van zelfstandigheid, ondernemingszin, creativiteit en het vermogen om zaken te plannen en te organiseren.
B.18. De studenten kunnen begeleid zelfstandig, creatief, kritisch en ondernemend leren, inzichten vertalen en handelen in veranderende en vernieuwende sociaal-economische, culturele en technologische omgevingen.
B.19. De studenten kunnen de aangeleverde kennis en vaardigheden toepassen in een beroepsmatige context.
 
f) Methodologische competenties
De diverse aangereikte onderzoeksmethodes van de Communicatiewetenschappen kennen en deze onder begeleiding op een algemeen en beginnend niveau kunnen toepassen.
B.20. De studenten passen - onder begeleiding - kennis van en inzicht in de diverse aangereikte onderzoeksmethoden en –technieken van de Communicatiewetenschappen toe op een algemeen en beginnend niveau.
 
g) Vaardigheden m.b.t. het onderzoeksproces
Een communicatiewetenschappelijk onderzoek kunnen opzetten en volbrengen in de lijn van bestaande onderzoeken.
B.21. De studenten zijn in staat om een communicatiewetenschappelijk onderzoek op te zetten en te volbrengen geïnspireerd door, in het kader van of naar analogie met bestaande onderzoeken.
 

Terug naar boven

Studieplannen

In het kader van dit studieprogramma, zijn de volgende afstudeerplannen mogelijk:

Standaard traject
Verkorte Bachelor Communicatiewetenschappen

Terug naar boven