Doelstellingen
Terug naar boven
Leerresultaten
I. Algemene academische competenties
Informatieverwerving- en informatieverwerkingscompetenties
B1 De bachelor kan de verworven kennis en inzichten op een systematische, objectieve en kritische wijze verder aanvullen, verbreden, uitdiepen en eventueel bijstellen, vanuit een kritische en leergierige, zoekende houding.
Denk- en redeneercompetenties
B2 De bachelor kan onder begeleiding op basis van de verworven inzichten een onderzoeksvraag formuleren, en een eigen wetenschappelijk onderbouwde reflectie ontwikkelen vanuit een open en kritisch - constructieve attitude.
B3 De bachelor kan een eigen wetenschappelijk onderbouwd oordeel ontwikkelen in de geest van het vrij onderzoek - dat is vanuit een open en kritische houding – en daarmee overeenkomstig handelen.
B4 De bachelor kan door een constructieve geëngageerde houding zich een oordeel vormen omtrent actuele wetenschappelijke en maatschappelijke debatten in een meertalige en interculturele context.
Zelfstandigheid, organisatorische competenties en zin voor initiatief
B5 De bachelor kan op zelfstandige wijze en in groepsverband blijk geven van creativiteit en van het vermogen om zaken te plannen en te organiseren.
B6 De bachelor heeft een open attitude ten aanzien van levenslang en zelfstandig leren, rekening houdend met een maatschappelijk voortdurend wijzigende context.
Communicatieve en retorische competenties
B7 De bachelor kan informatie, bestaande inzichten en eerste, eigen onderzoeksresultaten rapporteren aan diverse doelgroepen. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende talen en taalregisters, zowel schriftelijk als mondeling. De bachelor drukt zich op heldere en overzichtelijke wijze uit met gebruik van de gepaste vakterminologie en het bijbehorend kritisch-wetenschappelijke verwijzingsapparaat.
B8 De bachelor kan met vakgenoten en leken van verschillende culturen in een correcte taal genuanceerd communiceren over het studiegebied en daarbij op een creatieve en doeltreffende manier gebruik maken van de nodige multimediale ondersteuning.
Normbewustzijn
B9 De bachelor is zich bewust van de waarden en normen waarop wetenschappers hun werk baseren met respect voor de intellectuele eigendom van anderen, rekening houdend met verschillende wetenschapstradities en culturele achtergronden.
II. Disciplinespecifieke wetenschappelijke competenties
Inzichtelijke en analytische competenties
B10 De bachelor is in staat tot het inzichtelijk verzamelen, contextualiseren, synthetiseren en kritisch verwerken van wetenschappelijke literatuur en bronnenmateriaal in verschillende talen rond vraagstukken in de taal- en letterkunde.
B11 De bachelor heeft feitelijke kennis over en inzicht in thematische, cultuurhistorische en typologische aspecten van de gekozen talen en hun literaturen.
B12 De bachelor beschikt over het vermogen om de belangrijkste verschijningsvormen van de gekozen talen en hun literaturen en hun functie zowel te situeren in een cultureel gediversifieerde maatschappelijke context, en kritisch te evalueren vanuit een houding van wereldburgerschap.
B13 De bachelor beschikt over kennis en begrip van de voornaamste theoretische stromingen, concepten, paradigma’s, onderzoekstradities binnen de taal- en letterkunde.
B14 De bachelor beschikt over inzicht in de positie en onderlinge relatie tussen de verschillende stromingen, concepten, paradigma’s en onderzoekstradities binnen de taal- en letterkunde.
B15 De bachelor heeft inzicht in de epistemologische en ontologische uitgangspunten van de voornaamste theoretische stromingen, concepten, paradigma's en onderzoekstradities binnen de taal- en letterkunde.
B16 De bachelor heeft kritisch inzicht in diverse bronnen in verschillende talen, heuristische methoden en toepasselijke instrumenten voor taalkundig en letterkundig onderzoek in functie van het zelfstandig verwerven en verwerken van gegevens.
Methodologische competenties
B17 De bachelor kan probleemgericht omgaan met de aangereikte literatuurwetenschappelijke en linguïstische onderzoeksmethoden en technieken vanuit nationale en internationale onderzoekstradities.
Competenties in verband met het onderzoeksproces
B18 De bachelor kan onder begeleiding een onderzoek van literatuurwetenschappelijke en linguïstische gegevens, objecten en problematieken opzetten en volbrengen in de lijn van bestaande nationale of internationale onderzoeken.
III. Taalspecifieke competenties
B19 De bachelor beheerst de gekozen taal of talen: voor Nederlands op het niveau C2, voor de vreemde levende talen op het niveau C1/B2 van het "Common European Framework of Reference for Languages", rekening houdend met de aanwezige voorkennis. Voor het Frans en Engels op het niveau C1; voor het Spaans, ltaliaans en Duits wat betreft de receptieve competenties op het niveau C1, wat betreft de productieve competenties op het niveau B2. Het taalvaardigheidsniveau van een taal bestudeerd als derde taal ligt op het einde van het bachelortraject één niveau lager dan wanneer de taal als een van de twee hoofdtalen wordt gestudeerd, met uitzondering van het Nederlands.
B20 De bachelor kan in verschillende talen schriftelijke en mondelinge communicatie adequaat interpreteren, analyseren, beoordelen en corrigeren, met inbegrip van boodschappen van gespecialiseerde aard.
B21 De bachelor kan zelfstandig coherente teksten redigeren en zich mondeling uitdrukken met aanpassing aan doel, publiek, boodschap, medium en context.
B22 De bachelor kan bij elke communicatie het juiste register hanteren, ook in complexe communicatieve situaties, rekening houdend met de culturele achtergrond van de gesprekspartner.
Terug naar boven
Studieplannen
In het kader van dit studieprogramma, zijn de volgende afstudeerplannen mogelijk:
Terug naar boven