Doelstellingen
Terug naar boven
Leerresultaten
Kennis en inzicht
1. Afgestudeerden hebben zicht op de historische ontwikkeling van de criminologie en beschikken over een grondige kennis van elementaire basiswerken.
2. Afgestudeerden hebben kennis van en inzicht in de gangbare (inter)nationale theoretische benaderingen in de criminologie en kunnen de zwakke en sterke punten van de verschillende benaderingen benoemen.
3. Afgestudeerden kennen de centrale theoretische concepten, perspectieven en onderzoekstradities van verwante wetenschapsgebieden (in casu het recht, de psychologie, de filosofie, de geschiedenis, de sociologie).
4. Afgestudeerden hebben kennis van en inzicht in de rol en de werking van de diverse actoren in de strafrechtsbedeling.
5. Afgestudeerden beheersen vakspecifieke terminologie.
Onderzoeksvaardigheden
6. Afgestudeerden kunnen criminologische nationale en internationale bronnen en wetenschappelijke literatuur identificeren, selecteren, naar waarde schatten en kritisch-wetenschappelijk integer gebruiken.
7. Afgestudeerden kunnen criminografische basisinformatie en (inter)nationale vakliteratuur binnen de criminologie situeren, analyseren en verwerken.
8. Afgestudeerden kennen de diversiteit aan onderzoeksmethoden en -technieken binnen de criminologie en hebben inzicht in verschillende fasen van een onderzoekscyclus.
9. Afgestudeerden kunnen, onder begeleiding van het academisch personeel, een probleemstelling voor sociaalwetenschappelijke analyse ontwikkelen en afbakenen.
10. Afgestudeerden kunnen, onder begeleiding van het academisch personeel, een criminologische probleemstelling in verband met criminologische theorieën en onderzoeksbevindingen.
11. Afgestudeerden kunnen, onder begeleiding van het academisch personeel, in functie van een probleemstelling adequate kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden en -technieken selecteren en toepassen.
Communicatievaardigheden en praktijkgerichte competenties
12. Afgestudeerden kunnen helder, duidelijk, correct en op een kritische wijze schriftelijk communiceren over een theoretisch of praktijkgericht criminologisch relevant onderwerp, zowel naar vakgenoten als naar leken.
13. Afgestudeerden kunnen begrijpelijk en op een kritische wijze mondeling communiceren over een theoretisch of praktijkgericht criminologisch relevant onderwerp, zowel naar vakgenoten als naar leken.
14. Afgestudeerden kunnen een (praktijkgericht of wetenschappelijk) criminologisch project opzetten en uitvoeren.
15. Afgestudeerden kunnen zelfstandig en in team functioneren in een criminologisch relevant werkdomein.
16. Afgestudeerden kunnen theoretische inzichten uit de opleiding toetsen aan de criminologische praktijk van het werkveld.
17. Afgestudeerden kunnen creatief en oplossingsgericht denken.
18. Afgestudeerden zijn in het Nederlands schriftelijke en mondelinge taalvaardig.
19. Afgestudeerden begrijpen de Franse en Engelse internationale literatuur uit het domein van de criminologie, kunnen deze analyseren en verwerken.
Attitudes
20. Afgestudeerden hebben een geïnteresseerde, leergierige en zelfstandige ingesteldheid t.a.v. kennisvergaring en –opbouw.
21. Afgestudeerden bezitten een grote belangstelling en gevoeligheid voor maatschappelijke en criminologische onderwerpen.
22. Afgestudeerden bezitten een grote affiniteit en interresse voor de rechten van de mens en de rechten van het kind.
23. Afgestudeerden gaan respectvol om met de emotionele aspecten van de bestudeerde fenomenen.
24. Afgestudeerden hebben een wetenschappelijk disciplineoverstijgende houding met openheid voor verschillende probleemdefinities en onderzoeksmethoden.
Terug naar boven
Studieplannen
In het kader van dit studieprogramma, zijn de volgende afstudeerplannen mogelijk:
Terug naar boven