e. Grondige kennis van de kliniek van de acute en chronische inflammatoire darmziekten zoals ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, appendicitis, collageneuse colitis, lymfocytaire colitis, NSAID enteropathie, diverticulitis, radiatie enteritis, coeliakie, diversion colitis
g. Opstellen van diagnostisch en therapeutisch plan overeenkomstig ernst en uitgebreidheid van ziekte
h. Grondige kennis van indicaties, contra-indicaties en farmacologie van therapieën
- Deelname aan poliklinische consultaties
- Ervaring in opname en opvolging van gehospitaliseerde patiënten
F. Vasculaire pathologieën
d. Grondige kennis van de ziektebeelden van vasculaire origine met inbegrip van mesenteriële ischemie, vasculitiden en vasculaire malformaties
e. Grondige kennis van de overeenkomstig endoscopische en radiologische afwijkingen
f. Kunnen opstellen van diagnostisch en therapeutisch plan
- Deelname aan poliklinische consultaties
- Ervaring in opname en opvolging van gehospitaliseerde patiënten
i. Grondige kennis van de epidemiologie, preventie, opsporing van gastro-intestinale oncologische aandoeningen met in begrip van de richtlijnen voor screening
j. Grondige kennis van de genetische achtergrond van familiale syndromen zoals FAP, Lynch syndroom en andere polyposis syndromen
k. Grondige kennis van de anatoompathologische stadia van gastro-intestinale tumoren en hun overeenkomstige prognose
l. Grondige kennis van de diagnostiek en verschillende behandelingsvormen (curatief en palliatief) van gastro-intestinale tumoren
m. Principes en indicatiestelling van chemotherapie en radiotherapie voor de behandeling van gastro-intestinale tumoren
n. Grondige kennis van de richtlijnen voor opvolging van patiënten met gastro-intestinale tumoren
o. In staat zijn poliepen endoscopisch te behandelen en op te volgen
p. Grondige kennis van de mogelijkheden en beperkingen van de mucosale resectie bij vroegtijdige gastro-intestinale tumoren
- Deelname aan het multidisciplinair oncologisch overleg
- Deelname aan ambulante en hospitaalgebonden patiëntenzorg met gastro-intestinale oncologische problemen
- Training in doelmatige en kost-economische verantwoorde aanwending van onderzoeken voor diagnose, stagiëring en opvolging van digestieve tumoren
- Endoscopische training voor diagnose en behandeling van gastro-intestinale tumoren met in begrip van Barrettslokdarm, poliepresectie, palliatietechnieken
7. Grondige kennis van ziektebeelden, diagnostisch en therapeutische aanpak van hepatische aandoeningen, met inbegrip van:
a. Acute hepatitis: viraal, medicamenteus, toxisch
b. Fulminant leverfalen, inbegrepen de behandeling van coagulopathie, hersenoedeem en andere verwikkelingen gepaard gaande met acuut leverfalen
c. Herkenning en diagnosestelling van chronische hepatitis en cirrose; biologische, serologische diagnose van chronische virale hepatitis, inbegrepen uitgebreide kennis in histopathologische aspecten
d. Verwikkelingen van leverziekten: ascites, leverencephalopathie, spontane bacteriële peritonitis, hepatorenaal syndroom, preventie en behandeling van slokdarm- en maagvarices, portale hypertensieve gastropathie, diagnose en behandeling van hepatocellulair carcinoom
e. Diagnose en behandeling van chronische leverziekten van niet virale oorsprong, zoals alcohol, non alcoholic fatty liver disease (inbegrepen non alcoholic steatohepatitis), ziekte van Wilson, primaire biliaire cirrose, autoimmune hepatitis, hemochromatose, en a1 anti-trypsine deficiëntie, primaire scleroserende cholangitis
f. Hepatobiliaire problemen geassocieerd met zwangerschap
g. Preoperatieve evaluatie en postoperatieve aanpak van patiënten met leverziekte of hepatobiliaire dysfunctie
8. Grondige kennis van adequaat gebruik van antivirale en immunosuppressieve geneesmiddelen voor de behandeling van leverziekten
9. Grondige kennis van indicaties, contra-indicaties en verwikkelingen van interventionele en chirurgische therapeutische technieken met inbegrip van kennis van levertransplantaties
10. Grondige kennis van de aanpak en de behandeling van nutritionele problemen gepaard gaande met chronische leverziekte 11. Een basiskennis van pediatrische en aangeboren hepatobiliaire aandoeningen
12. Een goede kennis van de lever beeldvorming, inclusief CT-Scan, magnetische resonantietechnieken (MR-beeldvorming, MR angiografie, MR cholangio-pancreatografie), lever angiografie, en voldoende kennis van ultrasonografie. De beperkingen inherent aan elke techniek moeten gekend zijn.
- Deelname aan multidisciplinair hepatologisch overleg
- Deelname aan poliklinische hepatologische consultaties
- Deelname aan hospitaal gebonden zorg van patiënten met hepatologische aandoeningen
- De technische opleiding in leverziekten zou uit percutane leverbiopten bestaan en diagnostische en therapeutische paracentese
i. Grondige kennis van indicaties en contra-indicaties van endoscopische technieken (oesophagogastroduodenoscopie, jejunoscopie, enteroscopie, coloscopie, endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie, echoendoscopie, ileocoloscopie) met inbegrip van hun diagnostische en therapeutische mogelijkheden
j. Grondige kennis van desinfectie van endoscopisch materiaal
k. In staat zijn om specifieke endoscopische procedures (oesofagogastroduodenoscopie en coloscopie) te verrichten op een veilige, verantwoorde en zelfstandige wijze
l. Grondige kennis van diagnostische en therapeutische alternatieven
m. In staat zijn om endocopische bevindingen te plaatsen in een breed en totaal diagnostisch en therapeutisch beleidsplan van patiënt
n. Grondige kennis van risico van endoscopische procedures met vermogen om verwikkelingen te herkennen en beheersen
o. In staat zijn gastro-intestinale bloedingen diagnostisch en therapeutisch te benaderen
p. In staat zijn een percutane gastro-enterostomie te plaatsen.
Training - Endoscopische training moet gebeuren in het kader van de globale klinische benadering van de patiënt
- Endoscopische training moet gebeuren onder leiding van ervaren endoscopisten in goed uitgebouwde endoscopische eenheden beantwoordend aan vereiste normen
- Training in endoscopieën (diagnostische en therapeutische technieken) met gevarieerde indicaties en pathologieën
- Training in kwaliteitsbewaking van desinfectie van endoscopisch materiaal
- Training moet tevens inhouden het toezicht van patiënten na de procedures teneinde beter inzicht te verwerven in natuurlijke evolutie van gastro-intestinale aandoeningen en efficaciteit van therapeutische endoscopische procedures
a. Herkennen van courante proctologische aandoeningen zoals: primaire en secundaire fissura ani, hemorroïden en hun verwikkelingen, anale fistuleuze abcessen, Crohn anus, pilonidale sinus/cyste, perianale huidaandoeningen, seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s) en Human Papilloma Virus (HPV)-geassocieerde letsels, premaligne en maligne anale letsels
b. Symptoomgerichte en geïntegreerde diagnose van bekkenbodempathologie zoals: prolapssyndromen, rectocele, enterocele, SRUS, totale rectumprolaps, descending perineum syndroom, faecale incontinentie, dyschezie, recto-anale dysynergie, ano-rectale pijnsyndromen, levator ani syndroom, coccygodynie, proctalgia fugax
c. Kennis van de farmacologie met betrekking tot ano-rectum met inbegrip van: farmacologische sfincterotomie, lokale anesthetica, antivirale middelen, topische anti-inflammatoire middelen
d. Basiskennis van defecografie / colpocystodefecografie (CCD)
e. Basiskennis van instrumenteleproctologie en chirurgische ingrepen
- Deelname aan proctologische consultaties
- Kennis van proctologisch instrumentarium
- Technische ervaring in eenvoudige proctologische ingrepen zoals behandeling gethromboseerde externe hemorroïd, sclerotherapie van hemorroïden, Barron ligaturen, biopsie afname anaal kanaal, opzoeken interne fistelopeningen
De ASO verdiept zich verder in een breed aantal domeinen binnen het specialisme nodig voor de toepassingen in de praktijk die vermeld worden in de stages en betrekking hebben op de eindtermen zoals gedefinieerd onder ‘medicus’ niveau 3. Tevens dient de ASO te functioneren met toenemende zelfstandigheid en complexiteit gestoeld op wetenschappelijke basis.