3 ECTS credits
90 u studietijd
Aanbieding 1 met studiegidsnummer 1021545CNR voor alle studenten in het 1e en 2e semester met een gespecialiseerd bachelor niveau.
DOEL & MIDDEL
Doel is a) kwaliteit van de papers te verhogen, b) papers op tijd te laten indienen en c) debatcultuur te promoten door de intensieve opvolging van de studenten via lessen en het verrichten van vijf opdrachten;
OPDRACHTEN
Opdracht 1 is verbonden aan enkele workshops rond paradigma’s. De paradigma’s worden voorgesteld, nadien volgt een klassikale discussie van enkele papers in seminar vorm. De student leest een theoretische tekst in kunstwetenschappen en archeologie. Vervolgens worden de teksten in groep samengevat en gepresenteerd tijdens de les.
Opdracht 2 Het onderwerp van de bachelor paper wordt gepresenteerd in het eerste collectieve Bachelor-proef presentatie moment. De presentatie mag maximaal 7 minuten duren, en is verplicht.
Opdracht 3 is het bespreken van de paradigma’s en het opstellen van een beredeneerde bibliografie. De student zoekt en bespreekt tussen 10 en 15 bronnen uit ten minste 3 volgende paradigma’s: cultuurhistorische / nationalistische / descriptieve, 5 processuele / modernistische / structuralistische, 5 postprocessuele / postmodernistische / contextuele en 1 bron die aansluit bij de Unesco indicatoren rond duurzame ontwikkeling (cf ook complex system theory) binnen archeologie; formalistische / iconografische / iconologische studies, radicale kunstwetenschap (The New Art History), hermeneutische / semiotische / poststructuralistische studies, sociologische / antropologische studies, postkoloniale en globale kunstgeschiedenis binnen kunstwetenschappen. Daarna volgt een beredeneerde bibliografie - een overzicht van wat onderzoekers eerder over het onderwerp en/of thema van je paper hebben geschreven, samen met het verkennen van hun benaderingen, bronnen, methoden, debatten en theorieën. De student brengt verslag uit over wat relevant is aan die literatuur met het oog op de probleemstelling en onderzoeksvragen. De bibliografie moet doelgericht zijn en bijgevolg het resultaat zijn van keuzen. Het gaat geenszins om een inventaris, maar om een doordachte selectie van significante auteurs. Het schriftelijk verslag beslaat maximum 2000 woorden.
Opdracht 4 Dit leidt tot: het formuleren en verantwoorden van de onderzoeksvraag, ingebed in de literatuur die werd verzameld. De inbedding in de literatuur is cruciaal: wat brengt het onderzoek van de student bij tot wat, en waarom is dat de moeite waard? Dit peilt naar wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie. De schriftelijke rapportering mag maximum 1.500 woorden bedragen.
Vanuit de feedback op de vorige opdrachten en de verderzetting van het onderzoek komen we vervolgens tot de tweede mondelinge presentatie (Opdracht 5) in de loop van de lente. De studenten brengen verslag uit over hun onderzoek (gedurende maximum tien minuten), waarbij vanuit de onderzoeksvraag, onderwerp/thema, case(s) en methoden de onderzoeksvoortgang kritisch wordt besproken. Dit is meteen een belangrijke evaluatie, waar de student laat zien wat zij/hij bereikt heeft.
Verder zal er ook een presentatie voorzien worden rond niet inhoudelijke aspecten.
TIJDPAD
Volgens het facultaire BA-reglement moeten de studenten thema en promotor hebben gekozen voor 30 oktober (formulier op secretariaat in te dienen). Willen deze drie opdrachten effect hebben, dan moeten Opdracht 1, 2 en 3 in het eerste semester worden volbracht, en Opdrachten 4 en 5 in het tweede semester. Opdrachten 2 en 5 behelzen de mondeling presentatie van de paper.
Leerresultaten
Het studiedeel ondersteunt en verdiept de wijze waarop een wetenschappelijk onderzoek en een wetenschappelijke tekst tot stand komt.
- teksten verschaft door de docent en nota's te nemen door de student
- documenten, links en discussiefora op het interactieve leerplatform Canvas die doorheen het semester toegevoegd en aangevuld kunnen worden
De student kent de belangrijke theoretische en filosofische paradigma's in kunstwetenschappen en archeologie, kent de autheurs die deze vertegenwoordigen en begrijpt hun betekenis.
De student theoretische papers lezen en begrijpen en ze positioneren in het framework van de gekende paradigma's.
De student kan het algemene begrip van de paradigma's vertalen in papers en research.
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
HOC Presentatie bepaalt 50% van het eindcijfer
ZELF Paper bepaalt 50% van het eindcijfer
Binnen de categorie HOC Presentatie dient men volgende opdrachten af te werken:
Binnen de categorie ZELF Paper dient men volgende opdrachten af te werken:
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Andere bepaalt 100% van het eindcijfer
Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:
de eerste drie opdrachten in de loop van eerste semester van het academiejaar hebben een weging van 5% (Opdracht 1) 15% (Opdracht 2) 30% (Opdracht 3). De vierde opdracht heeft een weging van 20%, de finale presentatie heeft een weging van 30%.
De student moet aan elke opdracht meegedaan hebben en een minimum van 7/20 krijgen voor een deelopdracht om voor het hele vak te kunnen slagen.
Aanvullende info mbt evaluatie
TWEEDE ZIT
Een week voor de aanvang van de tweede zittijd dient de student(e), die minder dan 10/20 voor het eindcijfer behaalt, een schriftelijke taak in, waarin alle opdrachten (zoals hoger bepaald) geëvalueerd worden. Het accent van deze paper ligt op formulering van de onderzoeksvraag, literatuurstudie (theorie, benaderingen, resultaten, debatten), voorstelling van bronnen en methode, en structuur van het onderzoek, en gaat bijgevolg niet in op bespreking van de resultaten. Deze paper bedraagt maximum 3.000 woorden.
De beoordeling van kennis en inzichten op zowel het examen gebeuren volgens een gradueel scoringsmodel dat uitgezet wordt op een schaal van 1 tot 20 en van zeer slecht tot zeer goed.
Hierbij geldt evenzeer dat een punt lager dan 6 gelijk staat aan de inschatting dat de student geen enkel inzicht heeft in de materie (Zeer Slecht), dat punten van 6 t/m 9 (Slecht) gelijk staan aan de inschatting dat de student belangrijke steken heeft laten vallen die maken dat de beoordeling onmogelijk voldoende kan zijn, maar dat er wel een bepaald inzicht is. Punten 10 tot en met 13 (Matig) staan gelijk met een inschatting van de kennis en competenties van de student als Voldoende, zonder meer. Punten 14 tot en met 16 (Goed) staan gelijk met een positief oordeel over de kennis en de competenties van de student en meer dan 16 staat gelijk met de inschatting dat de student in staat is om vanuit de materie in meer of mindere mate een eigen inzicht hetzij bijdrage te leveren op het niveau van het vak.
Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Bachelor in de kunstwetenschappen en de archeologie: Standaard traject
Bachelor in de kunstwetenschappen en de archeologie: Profiel profiel Kunstwetenschappen en archeologie
Schakelprogramma Master of Arts in de kunstwetenschappen en de archeologie: Standaard traject
Voorbereidingsprogramma Master of Arts in de kunstwetenschappen en de archeologie: Standaard traject