3 ECTS credits
75 u studietijd
Aanbieding 1 met studiegidsnummer 1022042ANR voor alle studenten in het 2e semester met een inleidend bachelor niveau.
Deze cursus biedt een chronologisch en thematisch referentiekader voor de belangrijkste architectuurhistorische en constructief-historische stromingen en evoluties van 1850 tot 1970 in België, in een internationaal perspectief. Er wordt ingezoomd op verschillende thema’s (bouwstijlen, wonen, onderwijs, publicaties, etc.) en technieken (de ontwikkeling en toepassing van bouwmaterialen). Daarnaast wordt ingespeeld op actuele onderzoeksthema’s en debatten.
De cursus is opgebouwd als een combinatie van interactieve hoorcolleges en opgenomen presentaties over specifieke onderwerpen (weblectures), aangevuld met thematische colleges en gastcolleges. Studenten dienen een deel van het studiemateriaal zelfstandig te verwerken (weblectures en bepaalde teksten), voorafgaand aan de interactieve hoorcolleges. Tijdens de werkcolleges wordt de opdracht toegelicht, feedback gegeven (individueel of in groep) en een bezoek gebracht aan een architectuurtentoonstelling, een bibliotheek/archiefinstelling en/of een gebouw of werf (gelinkt aan actuele discussies in het architectuurhistorische debat of het thema van de opdracht).
Een combinatie van online en on-campus hoorcolleges en/of werkcolleges is mogelijk.
Het studiemateriaal bestaat uit weblectures, slides, een reader met verplichte en aanbevolen literatuur en video’s. Deze worden aangereikt via Canvas. De reader bestaat onder meer uit een selectie van hoofdstukken uit ‘Repertorium van de Architectuur in België van 1830 tot heden’ (Anne Van Loo, 2003, Mercatorfonds) en ‘The Future or Architecture since 1889. A Worldwide History’ (Jean-Louis Cohen, 2016, Phaidon). Deze literatuur wordt verder aangevuld met tijdschriftartikels en hoofdstukken uit boeken van diverse auteurs (o.a. William Curtis, Kenneth Frampton, Bill Addis, Sigfried Giedion, etc.)
Volgende leerresultaten worden beoogd in dit opleidingsonderdeel:
1.Van neostijlen tot modernisme: stromingen beschrijven, situeren en herkennen
1a/ BESCHRIJVEN > Behalve de belangrijkste vormelijke eigenschappen en materiële innovaties die elke stroming kenmerken, kan ik de voornaamste concepten, canonieke gebouwen en protagonisten benoemen en uitleggen, gebruik makend van de geëigende woordenschat.
1b/ SITUEREN > Ik kan de verschillende stromingen en bijhorende concepten, sleutelprojecten en protagonisten relateren aan en evalueren binnen de historische, technologische, artistieke, socio-economische, culturele, politieke en maatschappelijke context waarbinnen ze tot stand kwamen.
1c/ HERKENNEN > Wanneer ik geconfronteerd word met een (onbekend) gebouw, kan ik dit op basis van een visuele analyse positioneren binnen de juiste stroming.
2. Architect, ingenieur, aannemer, producent en opdrachtgever: de bijdrage van verschillende actoren aan het bouw- en ontwerpproces begrijpen, interpreteren en ontleden
2a/ BEGRIJPEN > Aan de hand van belangrijke kantelmomenten en ontwikkelingen met betrekking tot de opleiding, taken en verantwoordelijkheden van de architect, ingenieur en aannemer, kan ik de verschuivingen en evolutie van deze beroepsprofielen samenvatten.
2b/ INTERPRETEREN > Ik kan de belangrijke evoluties in de 19de en 20ste eeuwse bouwcultuur toelichten, waaronder de ontwikkeling en toepassing van nieuwe materialen en bouwtechnieken, en de invloed ervan op het ontwerp- en bouwproces illustreren aan de hand van concrete voorbeelden.
2c/ ONTLEDEN > Voor concrete projecten kan ik, op basis van bestaande documentatie, de bijdrage van verschillende actoren ontleden en de meerwaarde van innovatieve materiaaltoepassingen en interdisciplinaire samenwerkingen toelichten.
3. Van bron tot gebouwd object (en omgekeerd): bouwhistorisch onderzoek, analyse en uitwerking
3a/ ONDERZOEK > Bij de uitvoering van bouwhistorisch onderzoek kan ik, zelfstandig en in team, via specifieke kanalen en met geijkte onderzoeksmethodes, relevant bronnenmateriaal verzamelen (primaire en secundaire literatuur, archiefmateriaal, gebouwd object), en hier op een correcte manier naar refereren.
3b/ ANALYSE > Het gevonden onderzoeksmateriaal kan ik, onder begeleiding, met een open blik en op een wetenschappelijke manier analyseren, vergelijken en kritisch beoordelen (o.a. naar inhoudelijke relevantie, betrouwbaarheid, authenticiteit en originaliteit).
3c/ UITWERKING > Het resultaat van het bouwhistorisch onderzoek en analyse kan ik integreren en uitwerken tot een paper en presentatie die voldoet aan academische vereisten (m.b.t. opbouw, vraagstelling, wetenschappelijk karakter); dit houdt ook in dat kritisch kan reflecteren over mijn eigen werk en dat ik mondeling, schriftelijk en visueel kan communiceren, gebruik makend van de correcte terminologie en (digitale) tools.
4. Van verleden tot heden: inzicht, interpretatie en reflectie
4a/ INZICHT > Aan de hand van voorbeeldprojecten kan ik in mijn eigen woorden uitleggen op welke manier fijngevoelig inzicht in de historische architectuur- en bouwcultuur ingezet kan worden om een duurzame, respectvolle bijdrage te leveren aan de bebouwde omgeving, in functie van actuele uitdagingen.
4b/ INTERPRETATIE > Door de analyse van verschillende projecten of teksten (vb. uit een andere tijdsperiode of vanuit een ander perspectief) kan ik aantonen hoe een project bepaald wordt door de context en hoe geschiedschrijving een interpretatie is van het verleden, welke gekenmerkt wordt door de specifieke benadering en keuzes van de auteur.
4c/ REFLECTIE > Ik kan op een constructieve en kritische manier reflecteren over mijn eigen werk en dat van anderen.
Dit opleidingsonderdeel zet daarnaast ook in op onderstaande algemene leerresultaten van de Bachelor of Science in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Mondeling bepaalt 65% van het eindcijfer
WPO Paper bepaalt 30% van het eindcijfer
Andere bepaalt 5% van het eindcijfer
Binnen de categorie Examen Mondeling dient men volgende opdrachten af te werken:
Binnen de categorie WPO Paper dient men volgende opdrachten af te werken:
Binnen de categorie Andere dient men volgende opdrachten af te werken:
Het eindresultaat wordt bepaald een mondeling examen met schriftelijke voorbereiding, een opdracht m.b.t. bouwhistorisch onderzoek en analyse, en kleine opdrachten doorheen het semester.
Deel 1: Mondeling examen
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding, waarbij elke student een selectie vragen krijgt die representatief gespreid zijn over de gehele cursus.
Deel 2: Bouwhistorisch onderzoek
Individueel onderzoek naar een gebouw, oeuvre, techniek of publicatie (zoals bepaald volgens het jaarthema, vb. bouwmaterialen, private woningen, publieke ruimte) met aandacht voor historische, architecturale en constructieve maar ook socio-economische, culturele en politieke factoren. Het onderzoek wordt verwerkt tot een mondelinge presentatie en schriftelijke paper (met aandacht voor referenties, opbouw, beeldmateriaal, etc.).
Deel 3. Dagelijks werk
Doorheen het semester worden kleine opdrachten gegeven, vb. een kritische reflectie over een bepaald onderwerp of over de excursie in de vorm van one-minute-papers.
Scoregewicht:
65% van de totale eindscore staat op het mondeling examen (deel 1).
30% van de totale eindscore staat op het bouwhistorisch onderzoek (deel 2).
5% van de totale eindscore staat op het ‘dagelijks werk’ (deel 3).
Om te slagen voor dit studiedeel is een minimumscore van 8/20 voor deel 1 en deel 2 vereist. Partiële vrijstellingen gelden enkel binnen hetzelfde academiejaar.
Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Bachelor in de ingenieurswetenschappen: architectuur: Standaard traject