9 ECTS credits
225 u studietijd
Aanbieding 2 met studiegidsnummer 1002372AER voor alle studenten in het 2e semester met een inleidend bachelor niveau.
Traditioneel wordt aangenomen dat het Grondwettelijk recht berust op twee pijlers. De institutionele pijler, waaronder twee kenmerken van de Belgische Staat vallen, namelijk het gegeven dat België een parlementaire democratie is met de typische bevoegdheden, werking en onderlinge verhouding tussen parlement, Staatshoofd en regering, en het gegeven dat België een federale Staat is. Daarnaast is er de relationele pijler, die leidt tot een bespreking van de rechten en de vrijheden van het individu evenals van de Rechtsbescherming van de burger tegen de overheid. Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het institutionele en het relationele aspect van het Grondwettelijk recht is enigszins artificieel en dient alleszins te worden gerelativeerd. Immers zijn beide aspecten intrinsiek met elkaar verweven. Bij de studie van de institutionele pijler komen dus ook relationele aspecten aan bod en omgekeerd geldt dit ook. Zo bv. omvat de studie van het Grondwettelijk Hof zowel institutionele als relationele aspecten. Het komt erop neer dat de studie van de ene pijler meteen ook de studie van de andere behelst.
Na een algemene inleiding en situering van het staatsrecht, worden de voornaamste bronnen van het grondwettelijk recht besproken. Daarbij gaat o.m. aandacht naar de verhouding van het internationaal recht tot het nationaal recht. Vanzelfsprekend komt de Belgische Grondwet uitgebreid aan bod, evenals de procedure om deze fundamentele tekst te herzien. In het hoofdstuk over de (federale) wet wordt de taakverdeling tussen de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat toegelicht, evenals de verschillende wijzen waarop een wet tot stand kan worden gebracht. Naast het overzicht van de geschreven bronnen, wordt ook kort stilgestaan bij de ongeschreven bronnen van het grondwettelijk recht, nl. de gewoonte (vb. leerstuk van de regering in lopende zaken) en de algemene rechtsbeginselen (vb. beginsel van de scheiding der machten), gezien hun belangrijke politieke relevantie.
In het tweede deel wordt de Belgische Staat in al haar geledingen ontleed. De voornaamste kenmerken van de Belgische Staat worden uitgebreid besproken (rechtsstaat, federale staat gericht op samenwerking, representatieve democratie - nationale soevereiniteit, monarchie, parlementair regime, scheiding der machten, scheiding van kerk en staat). De federale wetgevende en uitvoerende macht worden in al hun facetten besproken (samenstelling via verkiezingen, traditionele regeringsvorming en ontslag, onderlinge samenwerking en controle, voornaamste taken en bevoegdheden, statuut van de Koning en van de federale regering). Wat de rechterlijke macht betreft, wordt slechts bij welbepaalde aspecten stil gestaan en wordt voor het overige verwezen naar het opleidingsonderdeel 'Inleiding tot het recht'. In het tweede deel worden ook de grondwettelijke beginselen betreffende de gewapende macht (leger en politie) belicht. Ook wordt aandacht besteed aan de financiële aspecten van het Belgisch federalisme.
Deel drie van de cursus legt de nadruk op de gemeenschappen en de gewesten en bespreekt hun politieke organen en bevoegdheden. Alvorens het laatste deel aan te vatten, wordt nog kort bij de rol en de werking van het Grondwettelijk Hof stilgestaan, gezien zijn sleutelrol in het Belgisch politiek bestel. Het laatste deel van de cursus betreft de grondrechten en vrijheden van de burgers, met focus op de meest relevante rechten (zoals de gelijkheid en verbod op discriminatie, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergaderen, persvrijheid, vrijheid van vereniging, persoonlijke vrijheid en aanhouding). Ten slotte, wordt de politieke actualiteit zo veel als mogelijk betrokken bij de hoorcolleges.
Er wordt gewerkt met lesopnames.
Deze worden ook ter beschikking van de werkstudenten gesteld.
Tijdens de hoorcolleges wordt ook casusonderwijs gedoceerd op interactieve wijze.
Tijdens de hoorcolleges worden voorbeelden van examenvragen behandeld.
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Schriftelijk bepaalt 100% van het eindcijfer
Binnen de categorie Examen Schriftelijk dient men volgende opdrachten af te werken:
De studenten dienen de materie grondig te beheersen.
Het schriftelijk examen betreft, enerzijds, hun parate kennis van de materie en, anderzijds, hun inzicht in de werking van de instellingen. Naast theoretische vragen worden ook casusvragen voorgelegd. Er mag gebruik worden gemaakt van een wetboek.
Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Bachelor in de rechten: Standaard traject
Bachelor in de rechten: Verkort traject
Bachelor in de toegepaste economische wetenschappen: minor rechten
Master in de rechten: Verkort traject
Master in de criminologische wetenschappen: Standaard traject
Schakelprogramma Master of Laws in de rechten: Standaard traject
Voorbereidingsprogramma Master of Laws in de rechten: Standaard traject